Terug
Gepubliceerd op 28/03/2023

2023_GR_00043 - Advies wijziging gemeentelijk ruimtelijk structuurplan.

Gemeenteraad
ma 27/02/2023 - 20:00 Raadzaal van GC Blommaert, Gemeentepark 22, 2990 Wuustwezel
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Dieter Wouters, Burgemeester - Voorzitter; May Aernouts, Schepen; Kris Van Looveren, Schepen; Rit Luyckx, Schepen; Pieter Cools, Schepen; Ilke Pompen, Schepen; Katrin Kempenaers, Schepen; Sus Vissers, Raadslid; Mai Van Thillo, Raadslid; Lynn Vermeiren, Raadslid; Els Van Hasselt, Raadslid; Roger Aernouts, Raadslid; Thijs Ruts, Raadslid; Glenn Verelst, Raadslid; Jan Van Looveren, Raadslid; Jan Cools, Raadslid; Koen Van Putte, Raadslid; Jens Stoffelen, Raadslid; Werner Vanden Eynden, Raadslid; Martine Deruytter, Raadslid; Marc Vanden Branden, Raadslid; Petra Laccroix, Raadslid; Carrera Neefs, Raadslid; Jasmijn Meirsman, Raadslid; Marc Vorsselmans; Bruno Fiesack, Raadslid; Helga Hoeymans; Luc Loos, algemeen directeur

Secretaris

Luc Loos, algemeen directeur

Voorzitter

Dieter Wouters, Burgemeester - Voorzitter
2023_GR_00043 - Advies wijziging gemeentelijk ruimtelijk structuurplan. 2023_GR_00043 - Advies wijziging gemeentelijk ruimtelijk structuurplan.

Motivering

Motivering

De passages (rode tekst) die volgens de provincie niet in overeenstemming zijn met het GRS hebben betrekking op:

1. Zonevreemde woningen (principes voor een afwegingskader).
 p.23.24 richtinggevend deel

Zonevreemde woningen

Zonevreemde woningen De gemeente wenst een maatschappelijk aanvaardbare oplossing te geven aan de zonevreemde woningen. Deze moeten rechtszekerheid krijgen door middel van een ruimtelijk uitvoeringsplan. Hierbij wordt vastgesteld dat de bestaande situatie in zeer grote mate voortkomt uit het loslaten van de agrarische bedrijfsvoering in voormalige hoeves (land- en tuinbouwzetels). Uit het informatief gedeelte blijkt immers dat er in het agrarisch gebied:

  • steeds minder opvolgers in de land- en tuinbouwsector zijn, met als gevolg dat steeds meer agrarische gebouwen komen leeg te staan;
  • een tendens bestaat naar verbreding van de agrarische activiteiten;
  • gezocht wordt naar nieuwe mogelijkheden voor de voormalige agrarische gebouwen en voor de part-time- of ex-agrariër, die verzoenbaar zijn met het karakter van het platteland.

Om de karakteristieke bebouwing in stand te houden, het verval ervan te voorkomen en aldus de attractiviteit en de leefbaarheid van het landelijk gebied te bestendigen, is er specifieke aandacht nodig voor de toekomstkansen van deze karakteristieke agrarische bebouwing die zijn functie als agrarisch gebouw verliest / zal verliezen. Aangepaste functies, die het karakter en de draagkracht van het landelijk gebied niet schaden (ondermeer inzake mobiliteitsleefbaarheid), landschappelijk goed inpasbaar zijn, en die geen negatieve consequenties hebben voor het voorzieningenniveau van de woonkernen, dienen gevonden te worden. Als basisregels gelden hier:

  • elkeen die in een wettelijk gebouwde woning woont, moet daar kunnen blijven wonen, aangepast aan de omgevende ruimtelijke omstandigheden;

de mogelijkheid voor eventuele bijkomende functies, andere dan wonen, en eventuele uitbreidingen, dienen vanuit de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van de directe omgeving te worden afgewogen.


In het ontwerp-beleidskader ‘Levendige kernen’ – Uitdaging: huishoudenstransitie, p. 51 staat namelijk dat we geen verdere ontwikkeling van perifere gebieden (buiten de kernen) als woonlocatie willen. Het wonen buiten de kernen stimuleren we niet en remmen we het liefst af. Verouderde woningen op slecht gelegen locaties buiten de kernen kunnen beter niet meer verbouwd, maar afgebroken worden. Door in landbouwgebied bedrijfsgebouwen om te vormen tot woningen, wordt wonen buiten de kernen gestimuleerd, hetgeen de ambities uit het provinciaal beleidsplan ruimte hypothekeert.

Standpunt gemeente:
De gemeente gaat akkoord met het niet stimuleren van het wonen buiten de kernen. De basisrechten rond zonevreemd wonen volgens de VCRO moeten behouden blijven en de gemeente heeft momenteel geen intentie tot opmaak van een RUP voor de zonevreemde woningen.
De gemeente is wel van oordeel dat iedereen die in een wettelijk gebouwde (bedrijfs)woning woont daar ook moet kunnen blijven wonen (ook na stopzetting van een landbouwbedrijf). 

De gemeente vraagt de provincie (of Vlaanderen) een afwegingskader op te maken voor zonevreemde functiewijzigingen in agrarisch gebied. In het beleidskader “verdichten en ontdichten van de ruimte” wordt op p.43 gesteld dat de provincie ‘een kader zal uitwerken rond zonevreemd hergebruik in agrarisch gebied, wat een leidraad is waarmee gemeentebesturen op een overzichtelijke manier omgevingsvergunningsaanvragen voor zonevreemd gebruik in agrarisch gebied kunnen afwegen’. De gemeente Wuustwezel ondersteunt dit initiatief en vraagt om dit kader zodanig uit te werken dat dit niet enkel bruikbaar is voor het vergunningenbeleid, maar ook voor ruimtelijke planning. Het kader moet de gemeente een leidraad bieden voor het indelen van het agrarisch gebied in verschillende zones waar zonevreemde functies al of niet zijn toegestaan.

Wanneer de bepalingen rond zonevreemde woningen in het huidige GRS geschrapt worden, wil de gemeente zeker zijn dat ze in het nog op te maken ruimtelijk beleidsplan van de gemeente een visie kan uitwerken rond de zonevreemde woningen en functies in het agrarisch gebied.

“Verouderde woningen op slecht gelegen locaties buiten de kernen kunnen beter niet meer verbouwd worden, maar afgebroken worden.“ Deze opmerking roept veel vragen op: Wat zijn verouderde woningen? Wat zijn slecht gelegen locaties? Wordt de verplichte afbraak opgelegd, wordt deze financieel gecompenseerd en wie betaalt dit? Welke instrumenten kunnen hiervoor ingezet worden?

De gemeente stelt voor om de volgende tekst op p. 23 en 24 van het richtinggevend deel niet te schrappen:
“Om de karakteristieke bebouwing in stand te houden, het verval ervan te voorkomen en aldus de attractiviteit en de leefbaarheid van het landelijk gebied te bestendigen, is er specifieke aandacht nodig voor de toekomstkansen van deze karakteristieke agrarische bebouwing die zijn functie als agrarisch gebouw verliest / zal verliezen.      
 Als basisregels gelden hier:

- elkeen die in een wettelijk gebouwde woning woont, moet daar kunnen blijven wonen, aangepast aan de omgevende ruimtelijke omstandigheden;”

- de mogelijkheid voor eventuele bijkomende functies, andere dan wonen, en

eventuele uitbreidingen, dienen vanuit de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van de directe omgeving te worden afgewogen.

 

2. Bijkomende lokaal bedrijventerrein
 p.33 richtinggevend deel

Wuustwezel is geselecteerd als structuurondersteunend hoofddorp type I en als zodanig heeft het de mogelijkheid om een bijkomend lokaal bedrijventerrein aan te duiden, zowel voor nieuwe als voor herlokalisatie van zonevreemde en/of historisch gegroeide bedrijven.

 

p.34 richtinggevend deel

Hiervoor gaat ze op zoek naar ca. 5,5 ha voor ontwikkeling van een nieuw lokaal bedrijventerrein.

 

p.40 richtinggevend deel

  • De KMO-zone Sterbos zal verder ontwikkeld worden door ontsluiting van de achterliggende percelen (ca. 3ha).
  • Indien blijkt dat de onbebouwde percelen in KMO-zone Sterbos onvoldoende zijn voor de verdere ontwikkeling van de plaatselijke bedrijvigheid of voor uitwijkmogelijkheid van de zonevreemde bedrijven, opteert de gemeente voor een nieuw KMO-terrein, op basis van het voormeld afwegingskader. Verder onderzoek in het kader van het RUP dat daarvoor zal worden opgemaakt, zal uitwijzen welke afbakening hiervoor het meest opportuun is en welke voorwaarden aan de activiteiten dienen te worden gesteld.

 

p.42 richtinggevend deel

Opstellen RUP nieuwe KMO-zone

De gemeente maakt een RUP op voor verdere ontwikkeling van een nieuwe KMO-zone.

Voorafgaand wordt een passende beoordeling opgemaakt, op basis van het hierboven vermelde afwegingskader en op basis van de principes van het RSPA.


p.55 richtinggevend deel

De markante terreinovergang Groot Schietveld wordt uitgewerkt als buffer in het op te maken landschapskwaliteitsplan. Deze buffer houdt in: behoud van de zichtbaarheid en van bebouwing. Ter hoogte van de geplande KMO-zone Kampweg kan deze buffer geïntegreerd worden in het toekomstig KMO-terrein.

 

p.77-78 richtinggevend deel

Voorkeuroptie KMO-terrein Kampweg

Uit de hierboven vermelde screening van de zeven meest plausibele locaties (punt 2.4.1) komt naar voor dat een oostwaartse uitbreiding van de Kampweg het best scoort. De nabijheid van het op- en afritcomplex van Brecht aan de E19, de nabijheid ook van de toekomstige spoorwegstopplaats in Brecht aan de E19, de aansluiting aan de bebouwing van het hoofddorp zonder bijzondere overlast voor de omwonenden en het beperken van aantasting van open ruimte en natuurwaarden zijn hier belangrijke pluspunten, zeker in het licht van de optie om doorgaand vrachtverkeer door de dorpskernen zoveel mogelijk te vermijden.

 

p.80 richtinggevend deel

De open ruimte blijft ook gevrijwaard doordat bedrijven die een (nieuwe) vestigingsplaats zoeken, in de eerste plaats naar de nog onbebouwde percelen van het bedrijventerreinen “Sterbos” bij Sterbos worden verwezen, en vervolgens naar een nieuw te ontwikkelen KMO-terrein.

 

p.81-82 richtinggevend deel

De doelstelling “kansen voor bedrijven” wordt voornamelijk ingevuld door:

  • voorrang te geven aan inbreiding en verdere ontwikkeling van het bestaand bedrijventerrein “Sterbos”;
  • verder onderzoek voor een nieuwe KMO-zone op basis van het vermeld afwegingskader; hieruit blijkt een voorkeur voor de locatie Kampweg-oost;
  • oplossingen voor zonevreemde bedrijven aan te reiken, volgens de bepalingen van omzendbrief RO 2000/01. 

 

p.7 bindend deel

  • De gemeente maakt een RUP op voor de verdere ontwikkeling van een nieuwe KMO-zone, die wordt voorafgegaan door een passende beoordeling op basis van het afwegingskader in het richtinggevend gedeelte en op basis van de principes van het RSPA.

 

In het ontwerp-beleidskader ‘Verdichten en ontdichten van de ruimte’ – Bedrijvigheid, p. 45-46 staat namelijk dat we in de kern inzetten op verweefbare bedrijvigheid waardoor we de bedrijventerreinen maximaal kunnen vrijwaren voor bedrijvigheid die niet of moeilijk combineerbaar is met wonen. 

Hoewel behoud en herstructurering prioritair zijn, wordt herbestemming van nieuwe ruimte niet volledig uitgesloten. Herbestemmen van open ruimte naar bedrijvigheid kan maar wanneer:

  • dit een wezenlijke bijdrage levert tot de herstructurering van het bestaande bedrijventerrein, of
  • een nieuwe locatie een slecht gelegen ruimtebeslag compenseert, om zo de doelstelling te halen om bijkomend ruimtebeslag in te perken, of
  • bijkomende ruimte nodig is om zich conform te stellen naar de energie- en milieuwetgeving.

Bovendien moeten we ook op de bedrijventerreinen voldoende waakzaam blijven voor de noden van specifieke ruimtevragers zoals het vrijwaren van grote kavels voor grootschalige ruimtevragers, of het voorbehouden van kavels langsheen onze bevaarbare waterwegen voor watergebonden bedrijvigheid, of ruimte voor bedrijven die belang hechten aan de nabijheid van specifieke vestigingsmilieus zoals de haven, het spoor, …

 

Standpunt gemeente:

De gemeente Wuustwezel wenst de mogelijkheid tot realisatie van een bijkomend lokaal bedrijventerrein te behouden, maar houdt daarvoor niet noodzakelijk vast aan de locatie van de Kampweg. 

De gemeente verwacht dat heel wat zonevreemde bedrijven een planologisch attest zullen aanvragen in functie van verdere uitbreiding. Ofwel worden al deze zonevreemde bedrijven bestemd als bedrijventerrein (paarse vlekken) ofwel wordt ervoor geopteerd om een nieuw lokaal bedrijventerrein te realiseren waar deze zonevreemde bedrijven opgevangen worden. De gemeente stelt ook vast dat zonevreemde bedrijven uitwijken naar bedrijventerreinen in buurgemeenten.

Anderzijds is er een vraag van lokale ondernemers naar bedrijfsterreinen voor de vestiging van nieuwe bedrijven. 

Bovendien zijn de huidige bedrijventerreinen naar ontsluiting niet ideaal gelegen. De ontsluiting van deze terreinen naar de hoofdwegen lopen door de woonkernen en brengen de leefbaarheid in het gedrang. Het mobiliteitsplan in herziening geeft aan dat herlokalisatie van sommige terreinen naar een gebied gesitueerd tussen de dorpskern en de oprit van de E19 gewenst is.     
 

De gemeente stelt dan ook voor om de volgende tekst op p. 40 van het richtinggevende gedeelte niet te schrappen: “Indien blijkt dat de onbebouwde percelen in KMO-zone Sterbos onvoldoende zijn voor de verdere ontwikkeling van de plaatselijke bedrijvigheid of voor uitwijkmogelijkheid van de zonevreemde bedrijven, opteert de gemeente voor een nieuw KMO-terrein, op basis van het voormeld afwegingskader. Verder onderzoek in het kader van het RUP dat daarvoor zal worden opgemaakt, zal uitwijzen welke afbakening hiervoor het meest opportuun is en welke voorwaarden aan de activiteiten dienen te worden gesteld.”

Indien compensatie noodzakelijk zou zijn zal de gemeente de mogelijkheden hiervoor onderzoeken.
 

3. Afwegingskader zonevreemde bedrijven
 p.41-42 richtinggevend deel

CategorieOntwikkelingsperspectiefBepalende elementen van de gewenste ruimtelijke structuur en milieueisen 
0Herlokaliseren, zelfs indien geen uitbreiding noodzakelijk is.
  • Bedrijven gelegen in kwetsbare gebieden, in valleigebieden of in het open ruimtegebied B.
  • Bedrijven gelegen in natuurverbindings- en natuurverwevingsgebieden en die op dit plek milieuhinder veroorzaken die de draagkracht van die plek overschrijdt.
  • Bedrijven gelegen in parken, met uitzondering van horeca, kantoor- en dienstverleningsfuncties die qua functie en schaal inpasbaar zijn in het park. 
1Bedrijven die niet mogen uitbreiden, maar ze kunnen wel verder werken binnen bestaande gebouwen; enkel instandhoudingswerken en werken die betrekking hebben op landschappelijke en/of milieuhygiënische inpassing van het bedrijf. Bij stopzetting van huidige activiteiten is geen nieuwe zonevreemde bedrijvigheid toegelaten. Herlokalisatie op korte of middellange termijn is aangewezen. 
  • Bedrijven die op hun locatie bij uitbreiding een reëel risico voor milieuhinder of overschrijding van de draagkracht voor de omgeving inhouden. 
2Beperkte verbouwings- en uitbreidingsmogelijkheden; echter geen schaalvergroting. Beperkingen inzake de toegelaten activiteiten, hun ruimtelijke schaal en voorwaarden m.b.t. milieu en landschappelijke inkleding.
Na stopzetting van huidige activiteiten zijn nieuwe activiteiten enkel mogelijk indien ze minder storend zijn dan de huidige. 
  • Bedrijven in historisch-waardevolle gebouwen of in gebouwen met een landschappelijke bakenfunctie of aansluitend bij een dorpskern en waarvan de huidige en toekomstige activiteiten ook bij beperkte uitbreiding geen milieuhinder veroorzaken.
  • Bedrijven gelegen in agrarische gebieden behorende tot de open ruimtegebieden A en C, of langs ontsluitingswegen minstens van het type lokale weg II en die geen milieuhinder veroorzaken die de draagkracht van die plek overschrijdt: verdere beperkte uitbreiding zonder schaalvergroting is mogelijk, mits voorwaarden. Schaalvergroting en sommige activiteiten zouden hier leiden tot een reële overschrijding van de draagkracht; beperkingen inzake volumevergroting en functies zijn derhalve aangewezen. 
3Beperkte verbouwings- en uitbreidingsmogelijkheden; echter geen schaalvergroting. Minder beperkingen inzake de aard van de toegelaten activiteiten dan 2; wel kunnen voorwaarden inzake milieu en landschappelijke inkleding worden opgelegd.
Na stopzetting van huidige activiteiten zijn nieuwe activiteiten mogelijk voor zover zij aan de opgelegde beperkingen voldoen. 
  • Idem als 2, behalve dat de plaatselijk locatie (bijv. ligging aansluitend bij een bedrijventerrein) een groter gamma van mogelijke activiteiten kan verantwoorden. 
4Verdere ontwikkeling van bedrijvigheid is mogelijk binnen het kader van de gewenste ruimtelijke structuur. Randvoorwaarden qua aard en schaal van activiteiten, gebouwen en qua milieu en landschappelijke inkleding worden bepaald per bedrijf in functie van de omgeving.
Na stopzetting van huidige activiteiten zijn nieuwe activiteiten enkel mogelijk indien ze minder storend zijn dan de huidige. 
  • Bedrijven gelegen in woongebied of in lintbebouwing of aan de rand van een (toekomstig) bedrijventerrein én waarbij de aard van de activiteiten en schaalvergrotingen, eventueel mits voorwaarden, de plaatselijke draagkracht niet overschrijdt. Beperkingen inzake volumevergroting en het gamma van de activiteiten worden opgelegd. 
5Verdere ontwikkeling van bedrijvigheid is mogelijk binnen het kader van de gewenste ruimtelijke structuur. Er gelden geen beperkingen qua aard van de activiteiten. Wel kunnen randvoorwaarden inzake gebouwen en milieu en landschappelijke inkleding worden bepaald per bedrijf in functie van de omgeving.
Na stopzetting van huidige activiteiten zijn nieuwe activiteiten mogelijk voor zover zij aan de opgelegde beperkingen voldoen. 
  • Bedrijven gelegen aan de rand van een (toekomstig) bedrijventerrein én geïsoleerd van woongebied en van kwetsbare gebieden én waarbij de aard van de activiteiten en schaalvergrotingen, mits voorwaarden, de plaatselijke draagkracht niet overschrijdt. Beperkingen inzake volumevergroting en het gamma van de activiteiten worden opgelegd. De geïsoleerde plaatselijke locatie verantwoordt een groter gamma van mogelijke activiteiten dan 4.


De doorstreepte passages zijn niet in overeenstemming met de bepalingen uit het ontwerp-beleidsplan ruimte van de provincie Antwerpen. 

In het ontwerp-beleidskader ‘Verdichten en ontdichten van de ruimte’ – Bedrijvigheid, p. 45-46 staat namelijk dat we in de kern inzetten op verweefbare bedrijvigheid waardoor we de bedrijventerreinen maximaal kunnen vrijwaren voor bedrijvigheid die niet of moeilijk combineerbaar is met wonen

Bovendien moeten we ook op de bedrijventerreinen voldoende waakzaam blijven voor de noden van specifieke ruimtevragers zoals het vrijwaren van grote kavels voor grootschalige ruimtevragers, of het voorbehouden van kavels langsheen onze bevaarbare waterwegen voor watergebonden bedrijvigheid, of ruimte voor bedrijven die belang hechten aan de nabijheid van specifieke vestigingsmilieus zoals de haven, het spoor, … 

Als we bedrijventerreinen maximaal willen vrijwaren voor bedrijven die niet verweefbaar zijn met een woonfunctie, dan worden er best geen bijkomende beperkingen opgelegd aan de type bedrijvigheid op een bedrijventerrein. Uiteraard gaan we bij het bepalen van de ontwikkelingsmogelijkheden (stimuleren of ontmoedigen van bijkomend economisch aanbod), altijd uit van de kenmerken van de ruimte en omgeving (mobiliteit, draagkracht,…) en de karakteristieken van de bedrijvigheid (activiteit, energievraag, …).

 

Standpunt gemeente:          
Door het schrappen van de tekst in het GRS wordt het afwegingskader niet duidelijker. Na stopzetting van de huidige activiteiten zijn nieuwe activiteiten nog steeds mogelijk, zelfs activiteiten die meer storend zijn dan de huidige.
 

De geschrapte paragrafen in het GRS zijn niet tegenstrijdig met de aangehaalde teksten uit het ontwerp-beleidskader ‘Verdichten en ontdichten van de ruimte’.          
Volgens paragraaf ‘afwegingen bij zonevreemd hergebruik in agrarisch gebied’ (p.41 beleidskader ‘verdichten en ontdichten van de ruimte’) zijn zonevreemde functiewijzigingen niet uitgesloten. Bovendien is het besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de lijst van toelaatbare zonevreemde functiewijzigingen van 29.05.2009 nog steeds van toepassing.

Op p. 43 van het beleidskader ’verdichten en ontdichten van de ruimte’ wordt vermeld dat de provincie een kader zal uitwerken rond zonevreemd hergebruik in agrarisch gebied, wat een leidraad is waarmee gemeentebesturen op een overzichtelijke manier omgevingsvergunningsaanvragen voor zonevreemd gebruik in agrarisch gebied kunnen afwegen. Hoe verhoudt zich dit kader tot het hogervermeld uitvoeringsbesluit rond zonevreemde functiewijzigingen?

Wat moet met deze zonevreemde bedrijfsgebouwen gebeuren wanneer de bestaande bedrijven hun activiteiten stopzetten en er geen nieuwe activiteiten ondergebracht mogen worden?

Wanneer in de zonevreemde gebouwen geen nieuwe zonevreemde functies zijn toegelaten en de ontwikkeling van een nieuwe KMO zone onmogelijk is, waar kunnen niet-verweefbare bedrijven dan nog terecht?  

De motivering om minder beperkingen op te leggen kan gevolgd worden voor bedrijven die verweefbaar zijn in woongebied of op de rand van een bedrijventerrein, maar niet voor bedrijven gelegen in woonlinten of in historisch waardevolle panden en waardevolle landschappen of open ruimte. Hier kan een beperking van nieuwe activiteiten, schaalgrootte of dynamiek wel degelijk verantwoord zijn. De gemeente gebruikt het afwegingskader voor onderbouwing van de goede ruimtelijke ordening bij de beoordeling van planologische attesten.
De gemeente stelt dan ook voor om de volgende teksten op p. 41-42 van het richtinggevende gedeelte niet te schrappen: 

" Na stopzetting van huidige activiteiten zijn nieuwe activiteiten mogelijk voor zover zij aan de opgelegde beperkingen voldoen.

Na stopzetting van huidige activiteiten zijn nieuwe activiteiten enkel mogelijk indien ze minder storend zijn dan de huidige”.

 

Juridische grond

Decreet Lokaal Bestuur. 

Codex Ruimtelijke Ordening.

Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan. 


Relevante voorgeschiedenis, feiten en context

Op 27 oktober 2022 stelde de provincieraad van de provincie Antwerpen het ontwerp van Provinciaal Beleidsplan Ruimte Antwerpen voorlopig vast. Hierover organiseert de provincie een openbaar onderzoek van 16.12.2022 tot en met 15.03.2023.

Naast de adviesvraag over het ontwerp Beleidsplan Ruimte en het ontwerp van plan-MER, loopt een adviesvraag betreffende de aanduiding en omschrijving van onderdelen uit het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan, die niet langer geldig zijn.

Tijdens de opmaak van het Provinciaal Beleidsplan Ruimte kan de provincieraad, volgens artikel 2.1.8 §2 tweede lid van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, immers ‘onderdelen van gemeentelijke beleidskaders of gemeentelijke ruimtelijke structuurplannen omschrijven of aanduiden die niet geldig zijn’. De provincieraad moet hierover het advies inwinnen van de gemeenteraad. De gemeente Wuustwezel ontving een nota met aanduiding van de specifieke onderdelen uit haar GRS die niet langer meer geldig zijn, met de motivering waarom.

De provincie Antwerpen heeft er voor gekozen om enkele thema’s te selecteren die mogelijks aanleiding geven tot strijdigheid tussen het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan en het Provinciaal Beleidsplan Ruimte Antwerpen, aangezien zij sterk verschillen van het beleid dat werd neergeschreven in het Ruimtelijk Structuurplan Provincie Antwerpen. Het zijn de volgende thema’s:

  • bedrijvigheid
  • verweving in kernen
  • detailhandel
  • huishoudenstransitie

Het advies van de gemeenteraad dient uiterlijk 15 maart 2023 bezorgd te worden aan de Deputatie.

Besluit

De gemeenteraad beslist:

Artikel 1

Volgend advies te geven aan de Bestendige Deputatie van de Provincie Antwerpen, Koningin Elisabethlei 22, 2018 Antwerpen, beleidsplanruimte@provincieantwerpen.be, inzake de voorgestelde wijzigingen aan het Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan:

  • De gemeente stelt voor om de volgende tekst op p. 23 en 24 van het richtinggevend deel niet te schrappen:
    “Om de karakteristieke bebouwing in stand te houden, het verval ervan te voorkomen en aldus de attractiviteit en de leefbaarheid van het landelijk gebied te bestendigen, is er specifieke aandacht nodig voor de toekomstkansen van deze karakteristieke agrarische bebouwing die zijn functie als agrarisch gebouw verliest / zal verliezen.      
     Als basisregels gelden hier:

    -  elkeen die in een wettelijk gebouwde woning woont, moet daar kunnen blijven wonen, aangepast aan de omgevende ruimtelijke omstandigheden;”

    - de mogelijkheid voor eventuele bijkomende functies, andere dan wonen, en

    eventuele uitbreidingen, dienen vanuit de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van de directe omgeving te worden afgewogen.


  • De gemeente stelt  voor om de volgende tekst op p. 40 van het richtinggevende gedeelte niet te schrappen:

  •  “Indien blijkt dat de onbebouwde percelen in KMO-zone Sterbos onvoldoende zijn voor de verdere ontwikkeling van de plaatselijke bedrijvigheid of voor uitwijkmogelijkheid van de zonevreemde bedrijven, opteert de gemeente voor een nieuw KMO-terrein, op basis van het voormeld afwegingskader. Verder onderzoek in het kader van het RUP dat daarvoor zal worden opgemaakt, zal uitwijzen welke afbakening hiervoor het meest opportuun is en welke voorwaarden aan de activiteiten dienen te worden gesteld.”
    Indien compensatie noodzakelijk zou zijn zal de gemeente de mogelijkheden hiervoor onderzoeken.


  •  De gemeente stelt voor om de volgende teksten op p. 41-42 van het richtinggevende gedeelte niet te schrappen: 

    " Na stopzetting van huidige activiteiten zijn nieuwe activiteiten mogelijk voor zover zij aan de opgelegde beperkingen voldoen.

    " Na stopzetting van huidige activiteiten zijn nieuwe activiteiten enkel mogelijk indien ze minder storend zijn dan de huidige”.