De passages (rode tekst) die volgens de provincie niet in overeenstemming zijn met het GRS hebben betrekking op:
1. Zonevreemde woningen (principes voor een afwegingskader).
p.23.24 richtinggevend deel
Zonevreemde woningen Zonevreemde woningen De gemeente wenst een maatschappelijk aanvaardbare oplossing te geven aan de zonevreemde woningen.
|
In het ontwerp-beleidskader ‘Levendige kernen’ – Uitdaging: huishoudenstransitie, p. 51 staat namelijk dat we geen verdere ontwikkeling van perifere gebieden (buiten de kernen) als woonlocatie willen. Het wonen buiten de kernen stimuleren we niet en remmen we het liefst af. Verouderde woningen op slecht gelegen locaties buiten de kernen kunnen beter niet meer verbouwd, maar afgebroken worden. Door in landbouwgebied bedrijfsgebouwen om te vormen tot woningen, wordt wonen buiten de kernen gestimuleerd, hetgeen de ambities uit het provinciaal beleidsplan ruimte hypothekeert.
Standpunt gemeente:
De gemeente gaat akkoord met het niet stimuleren van het wonen buiten de kernen. De basisrechten rond zonevreemd wonen volgens de VCRO moeten behouden blijven en de gemeente heeft momenteel geen intentie tot opmaak van een RUP voor de zonevreemde woningen.
De gemeente is wel van oordeel dat iedereen die in een wettelijk gebouwde (bedrijfs)woning woont daar ook moet kunnen blijven wonen (ook na stopzetting van een landbouwbedrijf).
De gemeente vraagt de provincie (of Vlaanderen) een afwegingskader op te maken voor zonevreemde functiewijzigingen in agrarisch gebied. In het beleidskader “verdichten en ontdichten van de ruimte” wordt op p.43 gesteld dat de provincie ‘een kader zal uitwerken rond zonevreemd hergebruik in agrarisch gebied, wat een leidraad is waarmee gemeentebesturen op een overzichtelijke manier omgevingsvergunningsaanvragen voor zonevreemd gebruik in agrarisch gebied kunnen afwegen’. De gemeente Wuustwezel ondersteunt dit initiatief en vraagt om dit kader zodanig uit te werken dat dit niet enkel bruikbaar is voor het vergunningenbeleid, maar ook voor ruimtelijke planning. Het kader moet de gemeente een leidraad bieden voor het indelen van het agrarisch gebied in verschillende zones waar zonevreemde functies al of niet zijn toegestaan.
Wanneer de bepalingen rond zonevreemde woningen in het huidige GRS geschrapt worden, wil de gemeente zeker zijn dat ze in het nog op te maken ruimtelijk beleidsplan van de gemeente een visie kan uitwerken rond de zonevreemde woningen en functies in het agrarisch gebied.
“Verouderde woningen op slecht gelegen locaties buiten de kernen kunnen beter niet meer verbouwd worden, maar afgebroken worden.“ Deze opmerking roept veel vragen op: Wat zijn verouderde woningen? Wat zijn slecht gelegen locaties? Wordt de verplichte afbraak opgelegd, wordt deze financieel gecompenseerd en wie betaalt dit? Welke instrumenten kunnen hiervoor ingezet worden?
De gemeente stelt voor om de volgende tekst op p. 23 en 24 van het richtinggevend deel niet te schrappen:
“Om de karakteristieke bebouwing in stand te houden, het verval ervan te voorkomen en aldus de attractiviteit en de leefbaarheid van het landelijk gebied te bestendigen, is er specifieke aandacht nodig voor de toekomstkansen van deze karakteristieke agrarische bebouwing die zijn functie als agrarisch gebouw verliest / zal verliezen.
Als basisregels gelden hier:
- elkeen die in een wettelijk gebouwde woning woont, moet daar kunnen blijven wonen, aangepast aan de omgevende ruimtelijke omstandigheden;”
- de mogelijkheid voor eventuele bijkomende functies, andere dan wonen, en
eventuele uitbreidingen, dienen vanuit de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van de directe omgeving te worden afgewogen.
2. Bijkomende lokaal bedrijventerrein
p.33 richtinggevend deel
Wuustwezel is geselecteerd als structuurondersteunend hoofddorp type I en als zodanig heeft het de mogelijkheid om een bijkomend lokaal bedrijventerrein aan te duiden, zowel voor nieuwe als voor herlokalisatie van zonevreemde en/of historisch gegroeide bedrijven. |
p.34 richtinggevend deel
Hiervoor gaat ze op zoek naar ca. 5,5 ha voor ontwikkeling van een nieuw lokaal bedrijventerrein. |
p.40 richtinggevend deel
|
p.42 richtinggevend deel
Opstellen RUP nieuwe KMO-zone De gemeente maakt een RUP op voor verdere ontwikkeling van een nieuwe KMO-zone. Voorafgaand wordt een passende beoordeling opgemaakt, op basis van het hierboven vermelde afwegingskader en op basis van de principes van het RSPA. |
p.55 richtinggevend deel
De markante terreinovergang Groot Schietveld wordt uitgewerkt als buffer in het op te maken landschapskwaliteitsplan. Deze buffer houdt in: behoud van de zichtbaarheid en van bebouwing. |
p.77-78 richtinggevend deel
Voorkeuroptie KMO-terrein Kampweg Uit de hierboven vermelde screening van de zeven meest plausibele locaties (punt 2.4.1) komt naar voor dat een oostwaartse uitbreiding van de Kampweg het best scoort. De nabijheid van het op- en afritcomplex van Brecht aan de E19, de nabijheid ook van de toekomstige spoorwegstopplaats in Brecht aan de E19, de aansluiting aan de bebouwing van het hoofddorp zonder bijzondere overlast voor de omwonenden en het beperken van aantasting van open ruimte en natuurwaarden zijn hier belangrijke pluspunten, zeker in het licht van de optie om doorgaand vrachtverkeer door de dorpskernen zoveel mogelijk te vermijden. |
p.80 richtinggevend deel
De open ruimte blijft ook gevrijwaard doordat bedrijven die een (nieuwe) vestigingsplaats zoeken, in de eerste plaats naar de nog onbebouwde percelen van het bedrijventerreinen “Sterbos” bij Sterbos worden verwezen |
p.81-82 richtinggevend deel
De doelstelling “kansen voor bedrijven” wordt voornamelijk ingevuld door:
|
p.7 bindend deel
|
In het ontwerp-beleidskader ‘Verdichten en ontdichten van de ruimte’ – Bedrijvigheid, p. 45-46 staat namelijk dat we in de kern inzetten op verweefbare bedrijvigheid waardoor we de bedrijventerreinen maximaal kunnen vrijwaren voor bedrijvigheid die niet of moeilijk combineerbaar is met wonen.
Hoewel behoud en herstructurering prioritair zijn, wordt herbestemming van nieuwe ruimte niet volledig uitgesloten. Herbestemmen van open ruimte naar bedrijvigheid kan maar wanneer:
Bovendien moeten we ook op de bedrijventerreinen voldoende waakzaam blijven voor de noden van specifieke ruimtevragers zoals het vrijwaren van grote kavels voor grootschalige ruimtevragers, of het voorbehouden van kavels langsheen onze bevaarbare waterwegen voor watergebonden bedrijvigheid, of ruimte voor bedrijven die belang hechten aan de nabijheid van specifieke vestigingsmilieus zoals de haven, het spoor, …
Standpunt gemeente:
De gemeente Wuustwezel wenst de mogelijkheid tot realisatie van een bijkomend lokaal bedrijventerrein te behouden, maar houdt daarvoor niet noodzakelijk vast aan de locatie van de Kampweg.
De gemeente verwacht dat heel wat zonevreemde bedrijven een planologisch attest zullen aanvragen in functie van verdere uitbreiding. Ofwel worden al deze zonevreemde bedrijven bestemd als bedrijventerrein (paarse vlekken) ofwel wordt ervoor geopteerd om een nieuw lokaal bedrijventerrein te realiseren waar deze zonevreemde bedrijven opgevangen worden. De gemeente stelt ook vast dat zonevreemde bedrijven uitwijken naar bedrijventerreinen in buurgemeenten.
Anderzijds is er een vraag van lokale ondernemers naar bedrijfsterreinen voor de vestiging van nieuwe bedrijven.
Bovendien zijn de huidige bedrijventerreinen naar ontsluiting niet ideaal gelegen. De ontsluiting van deze terreinen naar de hoofdwegen lopen door de woonkernen en brengen de leefbaarheid in het gedrang. Het mobiliteitsplan in herziening geeft aan dat herlokalisatie van sommige terreinen naar een gebied gesitueerd tussen de dorpskern en de oprit van de E19 gewenst is.
De gemeente stelt dan ook voor om de volgende tekst op p. 40 van het richtinggevende gedeelte niet te schrappen: “Indien blijkt dat de onbebouwde percelen in KMO-zone Sterbos onvoldoende zijn voor de verdere ontwikkeling van de plaatselijke bedrijvigheid of voor uitwijkmogelijkheid van de zonevreemde bedrijven, opteert de gemeente voor een nieuw KMO-terrein, op basis van het voormeld afwegingskader. Verder onderzoek in het kader van het RUP dat daarvoor zal worden opgemaakt, zal uitwijzen welke afbakening hiervoor het meest opportuun is en welke voorwaarden aan de activiteiten dienen te worden gesteld.”
Indien compensatie noodzakelijk zou zijn zal de gemeente de mogelijkheden hiervoor onderzoeken.
3. Afwegingskader zonevreemde bedrijven
p.41-42 richtinggevend deel
Categorie | Ontwikkelingsperspectief | Bepalende elementen van de gewenste ruimtelijke structuur en milieueisen |
0 | Herlokaliseren, zelfs indien geen uitbreiding noodzakelijk is. |
|
1 | Bedrijven die niet mogen uitbreiden, maar ze kunnen wel verder werken binnen bestaande gebouwen; enkel instandhoudingswerken en werken die betrekking hebben op landschappelijke en/of milieuhygiënische inpassing van het bedrijf. Bij stopzetting van huidige activiteiten is geen nieuwe zonevreemde bedrijvigheid toegelaten. Herlokalisatie op korte of middellange termijn is aangewezen. |
|
2 | Beperkte verbouwings- en uitbreidingsmogelijkheden; echter geen schaalvergroting. Beperkingen inzake de toegelaten activiteiten, hun ruimtelijke schaal en voorwaarden m.b.t. milieu en landschappelijke inkleding. |
|
3 | Beperkte verbouwings- en uitbreidingsmogelijkheden; echter geen schaalvergroting. Minder beperkingen inzake de aard van de toegelaten activiteiten dan 2; wel kunnen voorwaarden inzake milieu en landschappelijke inkleding worden opgelegd. |
|
4 | Verdere ontwikkeling van bedrijvigheid is mogelijk binnen het kader van de gewenste ruimtelijke structuur. Randvoorwaarden qua aard en schaal van activiteiten, gebouwen en qua milieu en landschappelijke inkleding worden bepaald per bedrijf in functie van de omgeving. |
|
5 | Verdere ontwikkeling van bedrijvigheid is mogelijk binnen het kader van de gewenste ruimtelijke structuur. Er gelden geen beperkingen qua aard van de activiteiten. Wel kunnen randvoorwaarden inzake gebouwen en milieu en landschappelijke inkleding worden bepaald per bedrijf in functie van de omgeving. |
|
De doorstreepte passages zijn niet in overeenstemming met de bepalingen uit het ontwerp-beleidsplan ruimte van de provincie Antwerpen.
In het ontwerp-beleidskader ‘Verdichten en ontdichten van de ruimte’ – Bedrijvigheid, p. 45-46 staat namelijk dat we in de kern inzetten op verweefbare bedrijvigheid waardoor we de bedrijventerreinen maximaal kunnen vrijwaren voor bedrijvigheid die niet of moeilijk combineerbaar is met wonen
Bovendien moeten we ook op de bedrijventerreinen voldoende waakzaam blijven voor de noden van specifieke ruimtevragers zoals het vrijwaren van grote kavels voor grootschalige ruimtevragers, of het voorbehouden van kavels langsheen onze bevaarbare waterwegen voor watergebonden bedrijvigheid, of ruimte voor bedrijven die belang hechten aan de nabijheid van specifieke vestigingsmilieus zoals de haven, het spoor, …
Als we bedrijventerreinen maximaal willen vrijwaren voor bedrijven die niet verweefbaar zijn met een woonfunctie, dan worden er best geen bijkomende beperkingen opgelegd aan de type bedrijvigheid op een bedrijventerrein. Uiteraard gaan we bij het bepalen van de ontwikkelingsmogelijkheden (stimuleren of ontmoedigen van bijkomend economisch aanbod), altijd uit van de kenmerken van de ruimte en omgeving (mobiliteit, draagkracht,…) en de karakteristieken van de bedrijvigheid (activiteit, energievraag, …).
Standpunt gemeente:
Door het schrappen van de tekst in het GRS wordt het afwegingskader niet duidelijker. Na stopzetting van de huidige activiteiten zijn nieuwe activiteiten nog steeds mogelijk, zelfs activiteiten die meer storend zijn dan de huidige.
De geschrapte paragrafen in het GRS zijn niet tegenstrijdig met de aangehaalde teksten uit het ontwerp-beleidskader ‘Verdichten en ontdichten van de ruimte’.
Volgens paragraaf ‘afwegingen bij zonevreemd hergebruik in agrarisch gebied’ (p.41 beleidskader ‘verdichten en ontdichten van de ruimte’) zijn zonevreemde functiewijzigingen niet uitgesloten. Bovendien is het besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de lijst van toelaatbare zonevreemde functiewijzigingen van 29.05.2009 nog steeds van toepassing.
Op p. 43 van het beleidskader ’verdichten en ontdichten van de ruimte’ wordt vermeld dat de provincie een kader zal uitwerken rond zonevreemd hergebruik in agrarisch gebied, wat een leidraad is waarmee gemeentebesturen op een overzichtelijke manier omgevingsvergunningsaanvragen voor zonevreemd gebruik in agrarisch gebied kunnen afwegen. Hoe verhoudt zich dit kader tot het hogervermeld uitvoeringsbesluit rond zonevreemde functiewijzigingen?
Wat moet met deze zonevreemde bedrijfsgebouwen gebeuren wanneer de bestaande bedrijven hun activiteiten stopzetten en er geen nieuwe activiteiten ondergebracht mogen worden?
Wanneer in de zonevreemde gebouwen geen nieuwe zonevreemde functies zijn toegelaten en de ontwikkeling van een nieuwe KMO zone onmogelijk is, waar kunnen niet-verweefbare bedrijven dan nog terecht?
De motivering om minder beperkingen op te leggen kan gevolgd worden voor bedrijven die verweefbaar zijn in woongebied of op de rand van een bedrijventerrein, maar niet voor bedrijven gelegen in woonlinten of in historisch waardevolle panden en waardevolle landschappen of open ruimte. Hier kan een beperking van nieuwe activiteiten, schaalgrootte of dynamiek wel degelijk verantwoord zijn. De gemeente gebruikt het afwegingskader voor onderbouwing van de goede ruimtelijke ordening bij de beoordeling van planologische attesten.
De gemeente stelt dan ook voor om de volgende teksten op p. 41-42 van het richtinggevende gedeelte niet te schrappen:
" Na stopzetting van huidige activiteiten zijn nieuwe activiteiten mogelijk voor zover zij aan de opgelegde beperkingen voldoen.”
" Na stopzetting van huidige activiteiten zijn nieuwe activiteiten enkel mogelijk indien ze minder storend zijn dan de huidige”.
Decreet Lokaal Bestuur.
Codex Ruimtelijke Ordening.
Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan.
Op 27 oktober 2022 stelde de provincieraad van de provincie Antwerpen het ontwerp van Provinciaal Beleidsplan Ruimte Antwerpen voorlopig vast. Hierover organiseert de provincie een openbaar onderzoek van 16.12.2022 tot en met 15.03.2023.
Naast de adviesvraag over het ontwerp Beleidsplan Ruimte en het ontwerp van plan-MER, loopt een adviesvraag betreffende de aanduiding en omschrijving van onderdelen uit het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan, die niet langer geldig zijn.
Tijdens de opmaak van het Provinciaal Beleidsplan Ruimte kan de provincieraad, volgens artikel 2.1.8 §2 tweede lid van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, immers ‘onderdelen van gemeentelijke beleidskaders of gemeentelijke ruimtelijke structuurplannen omschrijven of aanduiden die niet geldig zijn’. De provincieraad moet hierover het advies inwinnen van de gemeenteraad. De gemeente Wuustwezel ontving een nota met aanduiding van de specifieke onderdelen uit haar GRS die niet langer meer geldig zijn, met de motivering waarom.
De provincie Antwerpen heeft er voor gekozen om enkele thema’s te selecteren die mogelijks aanleiding geven tot strijdigheid tussen het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan en het Provinciaal Beleidsplan Ruimte Antwerpen, aangezien zij sterk verschillen van het beleid dat werd neergeschreven in het Ruimtelijk Structuurplan Provincie Antwerpen. Het zijn de volgende thema’s:
Het advies van de gemeenteraad dient uiterlijk 15 maart 2023 bezorgd te worden aan de Deputatie.
Volgend advies te geven aan de Bestendige Deputatie van de Provincie Antwerpen, Koningin Elisabethlei 22, 2018 Antwerpen, beleidsplanruimte@provincieantwerpen.be, inzake de voorgestelde wijzigingen aan het Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan:
- elkeen die in een wettelijk gebouwde woning woont, moet daar kunnen blijven wonen, aangepast aan de omgevende ruimtelijke omstandigheden;”
- de mogelijkheid voor eventuele bijkomende functies, andere dan wonen, en
eventuele uitbreidingen, dienen vanuit de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van de directe omgeving te worden afgewogen.
De gemeente stelt voor om de volgende tekst op p. 40 van het richtinggevende gedeelte niet te schrappen:
“Indien blijkt dat de onbebouwde percelen in KMO-zone Sterbos onvoldoende zijn voor de verdere ontwikkeling van de plaatselijke bedrijvigheid of voor uitwijkmogelijkheid van de zonevreemde bedrijven, opteert de gemeente voor een nieuw KMO-terrein, op basis van het voormeld afwegingskader. Verder onderzoek in het kader van het RUP dat daarvoor zal worden opgemaakt, zal uitwijzen welke afbakening hiervoor het meest opportuun is en welke voorwaarden aan de activiteiten dienen te worden gesteld.”
Indien compensatie noodzakelijk zou zijn zal de gemeente de mogelijkheden hiervoor onderzoeken.
De gemeente stelt voor om de volgende teksten op p. 41-42 van het richtinggevende gedeelte niet te schrappen:
" Na stopzetting van huidige activiteiten zijn nieuwe activiteiten mogelijk voor zover zij aan de opgelegde beperkingen voldoen.”
" Na stopzetting van huidige activiteiten zijn nieuwe activiteiten enkel mogelijk indien ze minder storend zijn dan de huidige”.